DressuurTotaal

Doreen Proos, meer dan een Grand Prix amazone.
 
 

Tips

3-11-2015

 Stelling

  • Het achter de kaak zijdelings inbuigen van het hoofd
  • Is een teken (en makkelijker bereikbaar maken) van het loslaten in het lichaam
  • Is onderdeel van oefeningen zoals wijken voor de kuit

Stelling is plaatselijk: in de voorhand van het paard, en alleen in de verbinding hoofd/hals. De bovenste drie halswervels (van de zeven halswervels die het paard heeft) zijn bij de stelling betrokken. Voor de rechtop zittende ruiter wordt het binnenoog net niet zichtbaar. Stelling komt tot stand wanneer de ruiter met het binnenbeen richting buitenteugel drijft en met de binnenhand lichte stelling vraagt, waardoor het paard zal nageven op de binnenteugel.
Als een paard zowel de linker dan de rechter stelling in gelijke mate wil aannemen, dan zal het paard zich beter loslaten in zijn lichaam. Daardoor is het paard ontvankelijker voor de ruiterhulpen en zal hij de hulpen beter omzetten in wat de ruiter van hem vraagt.

Umpire Intermediaire volte links 2015
Umpire V Jazz met stelling en buiging op de volte

Figaro v. Manno in een volte. Hier kan je duidelijk zien dat het binnenachterbeen richting het buiten voorbeen beweegt

Lengtebuiging

  • Ontstaat vanuit de achterhand
  • Is een teken van controle op draagkracht achterhand
  • Moet evenredig zijn met de gevraagde zijdelingse halsbuiging, de stelling
  • Het binnenachterbeen beweegt in de richting van het buiten voorbeen

Met lengtebuiging wordt bedoeld dat het paard in zijn wervelkolom (lengteas) zijdelings inbuigt. Fysiek is deze buiging enigszins beperkt doordat de rug minder buigzaam is dan de hals.

Lengtebuiging ontstaat wanneer het binnenachterbeen verder onder het paard wordt gebracht. Het begint vanuit de achterhand en wordt doorgegeven naar voren, en hangt dus samen met impuls. De achterhand moet gemotiveerd worden tot meer draagkracht.

Een leuke formule om te onthouden: stelling + buiging = lengtebuiging.

2-11-2014

CDI Lingen-wissels-om-de-pasproosdoreensmileschaijk3Outdoor Gelderland - © Luifoto.nl

Wanneer voor het eerst de vliegende galopwisseling oefenen:

  • Als de galop goed bevestigd is
  • Als het paard recht galoppeert
  • Als het verzamelen en verruimen in de galop gemakkelijk gaat
  • Als het paard op de achterhand galoppeert
  • Als ook de contragalop gemakkelijk gaat

Hulpen bij de voorbereiding:

  • De schouders van het paard iets naar de buitenkant brengen
  • Lichte stelling naar de nieuwe kant vragen (omstellen), hand ontspannen
  • Paard hol maken voor het nieuwe binnenbeen
  • Een halve ophouding (altijd met je bovenlichaam) ter attentie
  • Het paard goed aan de buitenteugel houden

Hulpen bij de wissel:

  • De op de singel liggende binnenkuit (de voorbereidingskuit) naar achteren brengen en aandrukken,
  • de terugliggende buitenkuit (de wisselkuit) naar voren brengen, en
  • het paard motiveren voorwaarts te springen;
  • je gewicht naar de buitenkant brengen, en
  • je bovenlichaam zo stil mogelijk houden.

In eerste instantie moet elke ruiter uitvinden op welke plek in de rijbaan het voor het paard het gemakkelijkst is om een galopwisseling te maken. Dit doe je proefondervindelijk, maar belangrijk is dat je een plaats en moment kiest dat het paard sowieso van richting moet veranderen. Voorbeeld: als je over de korte diagonaal van hand verandert, krijg je voordat je op de hoefslag komt een duidelijke hoek waarin het paard van richting moet veranderen. Dat is een goed moment om een galopwisseling aan te leren. Let wel: voordat je de hoek maakt. Want wij willen dat het paard een rechte wissel springt. Daarnaast ligt het gevaar van naspringen op de loer als je een wissel aanleert in een hoek of wending. Het is raadzaam om in het begin de wissel steeds op dezelfde plaats te vragen – totdat de wissel op die plaats is bevestigd.

Het is prima om in het begin maar één wissel te rijden en daarmee tevreden te zijn. De ruiter die de tijd neemt, wordt beloond.

1-11-2013
  • Nauw verbonden met aanleuning
  • Door actieve achterbenen wordt gewicht aan voorkant minder
  • Paard ontspant nek- en kaakgewricht
  • Bewegingen komen van achteren naar voren door lichaam paard

Aanleuning en nageeflijkheid zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden: de ruiter streeft naar aanleuning, het paard antwoordt met nageeflijkheid.

Een correct in balans zittende ruiter is de eerste voorwaarde voor nageeflijkheid. De ruiter drijft tegen een stille, veerkrachtige hand. Daardoor treden de achterbenen verder onder het lichaam en nemen meer gewicht over van de voorhand. De bewegingen worden vanuit een actieve achterhand over de rug doorgegeven naar voren. Een opwaartse welving van de rug is het gevolg. Doordat de achterhand meer gaat dragen wordt de druk op de teugels voelbaar minder. Daarbij ontspant het paard zijn nek- en kaakgewricht. De ruiter geeft zelf ook direct na.

Lascar v. Henri in de piaffe

Lascar v. Henri in de piaffe
21-02-2013

Regelmatig zijn mensen verbaasd als ze zien hoe dun mijn paarden in het haar zijn in de winter en wel met de bovendeur open en grotendeels zonder deken. Mijn geheim is het voeren van veel hooi. De verklaring is dat de vertering van ruwvoer warmte genereert in de darmen, het is een soort interne kachel. Warmte is een bijproduct van de vertering van ruwvoer. Deze kachel werkt alleen als hij voldoende brandstof krijgt, dus voldoende ruwvoer. Het verteren van krachtvoer levert veel minder warmte op.

27-11-2012

Opnieuw heb ik nog een workshop mentale training van Rico Schuijers gevolgd. De thema was motivatie. Rico vertelde dat het gevoel dat je na een wedstrijd hebt afhankelijk is van het doel wat je van tevoren heb gesteld.

Veel succesvolle sporters hebben meerdere dieptepunten (“winters”) doorgemaakt ook al is het maar enkele seconden. Daar doorheen komen betekent een overwinning op jezelf behalen en is de weg naar een nieuwe oplossing (“de lente”).

20-10-2012

Een goede houding en zit moet aan meerdere voorwaarden voldoen. De twee belangrijkste zijn:

1. Het hoofd van de ruiter moet zich loodrecht boven het zwaartepunt van de ruiter bevinden en het zwaartepunt moet zich loodrecht boven de voeten bevinden. Waarbij het zwaartepunt van (het lichaam van) de ruiter zich zo’n drie centimeter onder en achter zijn navel bevindt. Een goede houding betekent dus dat je als het ware een verticale rechte lijn kunt trekken vanaf de oren door de heupen naar de hakken van de ruiter.

b-ps-b-a

Een verticale lijn hoofd-heup-hak

2. Een goede houding en zit vereist spierspanning want het is een actieve manier van rijden. Vaak wordt de nadruk gelegd op ontspannen zitten, maar dat betekent helaas dat mensen vaak uitgezakt en daardoor (zeker in de draf en galop) onrustig in het zadel zitten. Met als gevolg dat ze ‘achter de bewegingen’ van het paard komen – de bewegingen van het paard niet volgen. Daardoor verstoor je de balans van het paard, doordat hij niet op zijn natuurlijke manier kan bewegen.

Terzijde: de spierkracht die nodig is voor deze – juiste – houding wordt ook wel vormspanning genoemd, een term uit de turnwereld. Het is het bewust handhaven van een bepaalde houding met een minimum aan spierkracht en energie. Waarbij duidelijk zal zijn dat het rijden van een uitgestrekte draf aanzienlijk meer spierkracht eist dan een verzamelde stap.

12-04-2012

Gisteren ben ik naar Ermelo geweest voor een workshop mentale training met Rico Schuijers, een bekende sportpsycholoog. Het onderwerp was zelfvertrouwen. De rode draad in zijn verhaal was: Je hebt gedachten maar je bent niet je gedachten. Je kunt ze veranderen!! Rico: “Het is niet de situatie die je uit je evenwicht brengt, maar de manier waarop je er tegenaan kijkt.” Je anders voelen kan pas als je anders denkt!

Je moet dus niet onnodig negatief denken. Beter is het om voor een wedstrijd te denken in termen van willen, kunnen en doen. Niet  in termen van moeten, proberen en als – of “het wordt niets”. Na een (minder goede) wedstrijd wel denken in termen van: “ik kan verbeteren/leren” (stabiel en intern).
Én: je bent ego-gericht (zelfvertrouwen baseren op je laatste wedstrijd), of taak gericht (stabieler zelfvertrouwen, bezig met een project/missie).

Stijgbeugel lengte controleren (1)

Hier zie je dat er tweee vingers tussen de onderkant van het zweetblad en de stijgbeugel passen.

Er is een gemakkelijke en betrouwbare manier om te controleren of de linker en rechter stijgbeugel van gelijke lengte zijn. Je neemt de stijgbeugel in je hand en draait het naar boven langs de stijgbeugelriem. Dan controleer je wat de afstand is tussen de stijgbeugel en het zweetblad: bijvoorbeeld drie vingers passen tussen de onderkant van het zweetblad en de stijgbeugel. Dit doe je vervolgens aan de andere zijde en er als er geen verschil is dan zijn je stijgbeugels gelijk.

Door te longeren kan je het paard leren zijn aandacht op het persoon die longeert vast te houden. Je paard moet dus niet afgeleid worden door zijn omgeving. Jij moet derhalve interessanter zijn voor je paard dan zijn omgeving is. Door veel af te wisselen laat je het paard zijn aandacht op jou houden en dus niet op zijn omgeving. Je hebt nooit de hele tijd honderd procent aandacht van je paard maar dit moet geleidelijk verbeteren en het zal steeds makkelijker worden zijn aandacht terug te krijgen.

In dit filmpje met Be-Bumble (Rubiquil x Pretendent) zie je dat ik niet steeds dezelfde saaie rondjes longeer maar het paard naar binnen toe uitnodig. Ik laat hem een stukje met mij “meegaan” om zijn aandacht te krijgen om vervolgens hem weer terug naar de volte te sturen. Door die variatie zal je paard goed op jou gaan letten om er achter te komen wat je van hem gaat vragen.

           

14-03-2011

Als je paard bij het wijken voor de kuit over zijn buitenschouder wegloopt, kun je verschillende oplossingen proberen.

1. Meer begrenzen met je buitenteugel en buitenbeen. Dus de hulpen aanpassen.

2. Rechtuit rijden naar de korte zijde. Als je paard bij het wijken wegloopt over de buitenschouder beëindig je het wijken door rechtuit te rijden. Is je paard weer recht dan kun je opnieuw het wijken vragen.

3. Rechtuit rijden met contrastelling. Bij het wijken voor de linkerkuit is de linkerkuit achter de singel de dominante beenhulp. Op het moment dat je paard over zijn buitenschouder wegloopt, wordt de dominerende beenhulp de rechterkuit op de singel. Je wilt namelijk zijn schouders beter controleren en daarmee ook zijn achterhand.

4. Het wijken voor de kuit omwisselen naar schouderbinnenwaarts. Bijvoorbeeld, wijken voor de linkerkuit wordt dan schouderbinnenwaarts rechts.